Oorsprong
Lacrosse is ontstaan bij de inheemse Amerikanen (indianen). Met het spel trainden en bereidden de jonge mannen van de stammen zich voor op een oorlog. Later werden er ook conflicten tussen stammen mee opgelost. Het veld had geen vaste afmetingen en kon wel twee tot drie dagen duren.
Een Fransman heeft later het spel benoemd tot lacrosse. De naam is een verwijzing naar de kolf (crosse), en misschien wel een verwijzing naar de zin ‘le jeu DE LA CROSSE’ (het spel met de kolf). In 1856 werd de eerste lacrosse club in Montreal opgericht door een Canadese tandarts (Dr. W.G. Beers). De regels werden dusdanig veranderd en er ontstond een variant die lijkt op wat we vandaag de dag spelen. Twee jaar later werd de eerste wedstrijd gespeeld tussen Montreal en Toronto (uitslag 1-3).
Heden
Lacrosse wordt vandaag de dag gespeeld met een stick (crosse). De stick heeft een shaft (stok) met aan het uiteinde een head met een pocket (netje) waarmee de bal wordt overgegooid. De bal kan zowel in de lucht als over de grond worden gespeeld. De bal is van massief rubber en heeft het formaat van een honkbal. Je mag oneindig rennen met de bal in het netje, maar de bal mag door een andere speler uit het netje worden geslagen. Het doel is om te scoren in het doel van de tegenstander. Elk doelpunt levert een punt op. Het doel staat in het veld, waardoor je ook achter het goal kunt spelen. De wedstrijden worden in Nederland gespeeld op zowel hockey- als voetbalvelden.
Voor de mannen en vrouwen gelden er andere regels op het veld en spelen ze met verschillende uitrusting. Bij de mannen is actief fysiek contact toegestaan, dragen ze padding en hebben ze een dieper netje. Ook is een aanvallende stick (short stick) korter dan een verdedigende stick (long pole). Bij de vrouwen is passief fysiek contact toegestaan en is enkel het dragen van een bitje en beschermbril verplicht. De sticks van de dames zijn ook minder diep, waardoor de technische uitdaging nog groter is.